UITLEG RASSTANDAARD
Voordat we beginnen met het behandelen van de standaard, of de raspunten van de collie, gaan we eerst eens kijken wat zo’n standaard nu eigenlijk betekent. Lang voordat mensen zich met het uiterlijk van honden gingen bezighouden, waren er al vele verschijningsvormen van honden ontstaan.De verschillen in uiterlijke vorm en ook karaktereigenschappen ontstonden in de loop van de tijden door verschillende factoren. In eerste instantie de natuurlijke selectie, onder andere bepaald door klimaat, landschap, natuurlijke vijanden. Daarnaast was er ook de menselijke invloed. Naargelang de hond nuttig was voor de mens probeerde deze de gewenste eigenschappen vast te houden. Hierdoor ontstonden er op verschillende gebieden meer gespecialiseerde hondensoorten, bijvoorbeeld voor de jacht, de bewaking, het hoeden, de voorlopers van onze huidige rashonden. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond de behoefte om de eigenschappen van al die soorten honden op schrift vast te leggen. Behalve de werkeigenschappen, die de voornaamste rol hadden gespeeld bij het ontstaan van de soorten, werden ook de uiterlijke kenmerken van de rassen vastgelegd. Het opstellen van die rasstandaarden hing samen met het ontstaan van de hondententoonstellingen. Daardoor was de behoefte ontstaan om honden van hetzelfde ras met elkaar te kunnen vergelijken aan de hand van een vastgestelde norm. De meeste rasstandaarden zijn in de loop van de daarop volgende tijden wel een aantal keren veranderd, cq. verbeterd, zo ook die van de collie. In het kader van dit stuk zal ik niet ingaan op de eerdere standaarden, maar uitsluitend de huidige behandelen.
Wat is het belang van de standaard, en waarvoor is die nuttig?
Over dat laatste kunnen we kort zijn. De standaard is nuttig voor allen die zich serieus bezighouden met het ras, dus voornamelijk fokkers en keurmeesters, maar natuurlijk ook de rasverenigingen. Het belang van de standaard is groot. Het is de blauwdruk van het ras. Nu is de mogelijkheid om met woorden een precieze omschrijving te maken slechts beperkt. Het spreekwoord zegt niet voor niets (vrij vertaald) “een afbeelding zegt meer dan duizend woorden”. Het geven van exacte maten is bij de colliestandaard, anders dan bij sommige andere rassen, gelukkig beperkt gebleven tot de opgave van de schofthoogte. Het bepalen van de schoonheid van een hond doe je immers niet met de centimeter. Dat de standaard een omschrijving van de gewenste eigenschappen geeft die nooit exact kan zijn, heeft als gevolg dat er altijd meerdere interpretaties mogelijk zijn. Dit zien we bij het fokken, binnen het totaalbeeld van het ras zijn er verschillende typen ontstaan; maar ook bij het keuren, de ene keurmeester prefereert een ander type dan de andere. Bij het bekijken van foto’s van collies van enkele tientallen jaren terug kunnen we opmerken, dat ook als we binnen de standaard blijven, een verandering in het rasbeeld mogelijk is.
We zullen nu de standaard op onderdelen bekijken:
We gaan hierbij uit van de officiële FCI standaard nr. 156 voor de langhaar en nr.296 voor de korthaar, zoals laatstelijk vastgesteld op 19 oktober 1988. De inhoud van een standaard wordt altijd bepaald door het land van herkomst, in ons geval dus Groot-Brittannië. Zoals elke standaard beginnen we met het algehele verschijningsbeeld, of de eerste indruk: We moeten met één oogopslag een collie zien staan. Bij sommige onderdelen van de standaard ontbreken bijzonderheden over de bouw van de collie. We kunnen er dan, teruggrijpend op de algemene omschrijving, van uitgaan dat de collie de anatomie heeft van een normaal gebouwde herdershond.
Algehele verschijning
Toont zich als een hond van grote schoonheid, die staat met onverstoorbare waardigheid, zonder dat een onderdeel in wanverhouding is met het geheel (langhaar). Toont zich als een hond die begiftigd is met intelligentie, waakzaamheid en drang naar activiteit. Zijn waardigheid in stand wordt bepaald door perfecte anatomische bouw waarbij geen enkel onderdeel buiten verhouding is met het geheel. Hij toont zich als een hond met het vermogen om te werken (korthaar).
Interpretatie
We hebben hier dadelijk een heel belangrijk punt te pakken, dat niet alleen iets zegt over het uiterlijk, maar ook over het wezen van de Collie. De grote schoonheid is duidelijk: een goed gebouwde Collie met een waardige houding is zeer aangenaam om naar te kijken, en dat niet alleen voor de Collie liefhebbers. De eis dat alle onderdelen bij elkaar moeten passen zou ons ook moeten behoeden voor het overdrijven van een enkele eigenschap ten opzichte van het geheel. Bij alle onderdelen van deze standaard moeten we dat steeds in het oog houden. Het is jammer dat de eisen die we nog wel in de standaard van de korthaar collie zien, namelijk “Hij toont zich als een hond met het vermogen om te werken” en “begiftigd met intelligentie, waakzaamheid en drang naar activiteit”, bij de langhaar niet meer worden genoemd.
Kenmerken
Lichaamsbouw en belijning verraden kracht en activiteit, zijn vrij van plompheid en zonder een spoor van grofheid. De expressie is van het grootste belang. Deze wordt verkregen door het samengaan van schedel en voorsnuit in perfecte balans, maat, vorm, kleur en plaatsing van de ogen, correct geplaatste en gedragen oren, daarbij de onderlinge verhouding tussen deze kwaliteiten in aanmerking nemend.
Interpretatie
Hier wordt dus de eigenschap activiteit bij zowel de langhaar als de korthaar (nogmaals) genoemd. De Collie moet wel kracht, maar zeker geen grofheid uitstralen. Ook hier dus weer de wens om niet te overdrijven. Dat bij de algemene kenmerken al zo diep wordt ingegaan op de eigenschappen die de expressie bepalen, toont aan hoe belangrijk dat onderdeel is bij het beoordelen van de collie.
Temperament
Vriendelijke aard zonder een spoor van nervositeit of agressiviteit (langhaar) Vrolijk en vriendelijk, nooit nerveus of agressief (korthaar)
Interpretatie
Hier ontlopen de twee standaarden elkaar niet zoveel. Alleen wordt van de korthaar ook nog een vrolijke aard gevraagd. Deze eigenschappen spreken voor zich. Een nerveuze of agressieve collie kan geen waardigheid uitstralen.
Hoofd en schedel
De kwaliteiten van het hoofd zijn van groot belang en moeten gezien worden in verhouding met de grootte van de hond. Van voren of van opzij gezien lijkt het hoofd op een zuivere, goed afgestompte wig met een gladde omtrek. De schedel is vlak. De zijkanten zijn glad en lopen geleidelijk taps toe van de oren tot de zwarte neuspunt, zonder opvallende jukbeenderen en smalle snuit. In profiel gezien liggen de bovenkant van de schedel en die van de snuit in twee parallelle rechte lijnen van gelijke lengte, gescheiden door een lichte maar waarneembare stop of onderbreking. Het middelpunt tussen de binnenste ooghoeken (wat het midden is van een correct geplaatste stop), is het lengte-evenwichtspunt van het hoofd. Het einde van de gladde, goed ronde voorsnuit is stomp, nooit vierkant. De onderkaak is sterk en zuiver gemodelleerd. De schedeldiepte van de wenkbrauw tot de onderzijde van de kaak is nooit overmatig (deep through). De neuspunt is altijd zwart. (langhaar + korthaar)
Interpretatie
Deze uitgebreide omschrijving van het hoofd en zijn verhoudingen geldt voor zowel de langhaar als de korthaar. Door de lengte van deze beschrijving, die samen met de andere onderdelen van het hoofd een belangrijk deel van de standaard beslaat kunnen we zien hoeveel belang hieraan gehecht wordt. En terecht, want het hoofd is toch bepalend voor het rastype, met andere woorden, een goed gebouwde hond, die in zijn hoofd de gewenste eigenschappen mist is wel een mooie hond, maar geen goede Collie. Dat het hoofd in verhouding moet zijn met het lichaam wordt hier nog eens benadrukt; dat was ook al bepaald in de beschrijving van de algemene verschijning: geen onderdeel in wanverhouding met het geheel. De schedel moet vlak zijn. Een gebogen schedel heeft invloed op de oor- en oogplaatsing en maakt ook een juiste plaatsing van de stop zo goed als onmogelijk. Als het goed is bevindt de stop zich op de plaats van de binnenste ooghoeken, juist op de helft van de hoofdlengte. De stop moet wel duidelijk aanwezig maar niet te diep zijn: het hoofd moet niet de indruk geven uit twee delen te bestaan; er wordt gevraagd om een wig, wat inhoudt dat het één geheel is. Schedel en voorsnuit moeten evenwijdig lijnen vormen. Een afvallende schedel (receding skull) en een gebogen neuslijn (roman nose) doen sterk afbreuk aan een mooie expressie. De voorsnuit moet dus recht zijn. Hiermee wordt de bovenbelijning bedoeld, want er wordt ook gevraagd om een gladde, goed ronde voorsnuit. Deze mag niet te puntig eindigen, maar mag ook niet vierkantig schijnen. De belijning onder de neusspiegel moet gezien worden vanaf de zijkant iets teruglopen en vloeiend overgaan in de sterke onderkaak. Een te puntige voorsnuit gaat vaak samen met een te zwakke onderkaak. Wanneer het hoofd van opzij bekeken meer een te wijd uitlopende driehoek lijkt dan dat het gewenste wigvorm heeft, mist de hond de sierlijkheid in het hoofd, die we zo graag zien; de afstand tussen de bovenkant van de schedel en de onderkant van de onderkaak/keel is dan te groot. Bekijken we het hoofd van bovenaf dan zien we graag een vloeiende belijning vanaf de ooraanzet tot de neus. De gewenste gladde omtrek van het hoofd kan ook worden geschaad door dikke aderen, uitstekende jukbeenderen of een te overvloedige beharing op de schedel.
Ogen
Een zeer belangrijk kenmerk dat zorgt voor een zachte uitdrukking. De grootte is middelmatig (nooit erg klein). De ogen zijn enigszins schuin geplaatst, amandelvormig en donkerbruin van kleur, behalve in het geval van de blue merles bij wie de ogen vaak (één of beide of een deel van één of beide ogen) regelmatig blauw of blauw gevlekt zijn. De expressie is hoog intelligent, met een levendige, alerte oogopslag als de hond luistert (lang + korthaar)
Interpretatie
Deze beschrijving laat niet veel onduidelijkheid bestaan over het belang van de oogvorm, oogkleur en -plaatsing. Hierdoor wordt in belangrijke mate de expressie bepaald. Ook hier weer de waarschuwing om eigenschappen niet te overdrijven. Te kleine of te schuin geplaatste ogen kunnen nooit de gewenste zachte, zelfs dromerige uitdrukking geven. Niet genoemd bij dit onderdeel is de pigmentatie van de oogranden. We gaan ervan uit dat die evenals de neusspiegel zwart moeten zijn. Verder wordt ook het derde ooglid niet genoemd, dat als het erg zichtbaar en ongepigmenteerd is de expressie nadelig kan beïnvloeden. Behalve de zachte expressie vraagt de standaard ook een uitdrukking die het gewenste wezen van de Collie weerspiegelt: waakzaam en intelligent en zeker ook zelfbewust.
Oren
Klein, niet te dicht bij elkaar geplaatst bovenop de schedel, maar ook niet te wijd uit elkaar. In rust naar achteren gedraaid, maar als de hond alert is, naar voren gebracht en gedeeltelijk rechtopstaand, met dien verstande dat ongeveer twee derde van het oor rechtop staat, terwijl één derde op natuurlijke wijze naar voren tipt, tot onder de horizontale lijn. (langhaar). Matig groot, breder aan de basis en niet te dicht bij elkaar, maar ook niet te veel aan de zijkant van het hoofd. (korthaar: verder identiek aan de langhaar).
Interpretatie
Hoewel de standaarden dus verschillen in bepaling van de maat van de oren (bij de langhaar klein en bij de korthaar matig groot) moeten we hierbij niet vergeten dat de oren van een kortharige Collie altijd groter lijken dan die van de langharige, omdat bij de langhaar de aanzet van de oren in de vacht verborgen zit. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de regel: “breder aan de basis” alleen bij de korthaar wordt genoemd. Het tipoor geeft een extra moeilijkheid aan de juiste oordracht. Zowel een te zwaar als een te hoog tippend oor, om nog maar niet te spreken van een prikoor, dat af doet aan de juiste expressie. Te zijwaarts aangezet en gedragen oor is dus lastig te fokken, waarbij nog komt dat lang niet alle Collies gemakkelijk te bewegen zijn om hun juiste oordracht ook op het gewenst moment te laten zien
Mond
Tanden van goed formaat. Sterke kaken met een perfect, regelmatig en compleet schaargebit, dat wil zeggen de boventanden overlappen de ondertanden sluitend, en staan haaks in de kaken. (langhaar + korthaar)
Interpretatie
Het gebit moet dus compleet zijn, dat wil zeggen bestaan uit 42 elementen. De omschrijving van een schaargebit is duidelijk. Bij een over- of een onderbeet sluiten de tanden niet goed op elkaar aan. Dit is een ernstige gebitsfout. Dat sterke gebitselementen die recht in de kaak staan ook krachtige kaken vereisen is duidelijk: er moet wel ruimte zijn voor de tandwortels. Wat we missen in de standaarden is een omschrijving van de lippen. We kunnen ervan uitgaan dat, gezien de omschrijving van het hoofd, deze goed moeten zijn aangesloten, niet hangend en verder goed gepigmenteerd.
Nek
Gespierd, krachtig, tamelijk lang, goed gebogen. (langhaar + korthaar)
Interpretatie
Om een mooie vloeiende bovenbelijning te krijgen moet de collie een tamelijk lange hals hebben, waardoor het hoofd hoog gedragen kan worden. Je moet niet de indruk krijgen dat het hoofd direct op de romp is geplaatst. Bij het showen gebeurt het dikwijls dat de wel aanwezige halslengte niet tot zijn recht komt doordat de handler te dicht voor zijn hond gaat staan, waardoor de hond dan bij het opkijken her hoofd tussen de schouders trekt.
Voorhand
De schouders liggen schuin en zijn goed gehoekt. De voorbenen zijn recht en gespierd en draaien bij de ellebogen noch naar binnen, noch naar buiten. De botten zijn rond en matig van omvang (langhaar). De schouders liggen schuin en zijn goed gehoekt. De voorbenen zijn recht en gespierd en draaien bij de ellebogen noch naar binnen, noch naar buiten. De botten zijn matig van omvang. De voorarm is vlezig, de polsen vertonen veerkracht, maar zijn niet zwak (korthaar).
Interpretatie
Hier een paar verschillen tussen de beide standaarden. Bij de langhaar wordt rond bot verlangd, bij de korthaar wordt dit niet genoemd. We gaan er maar vanuit dat de vorm van het bot hetzelfde moet zijn. Bij de langhaar worden de polsen niet genoemd, maar ook hier is naar mijn idee veerkracht zonder zwakte gewenst. De schouders moeten schuin liggen, hetgeen bij het gaan het ver uitgrijpen van de voorbenen mogelijk maakt. We gaan ervan uit dat de opperarm ongeveer even lang moet zijn als het schouderblad, zodat de voorbenen goed onder de schoft staan en niet onder de hals. Uit de beschrijving kunnen we concluderen dat de Collie een recht front moet hebben, dat wil zeggen van voren gezien rechte benen, die op redelijke afstand van elkaar staan, bij de ellebogen goed aansluiten aan de borstkas en waarbij de voeten naar voren wijzen.
Lichaam
In vergelijking met de hoogte is het lichaam iets lang. Sterke rug, die boven de lendenen iets welft. De ribben zijn goed gewelfd, de borst is diep en tamelijk breed achter de schouders (langhaar + korthaar)
Interpretatie
Wanneer we praten over de lengte van het lichaam dan meten we dat vanaf het boeggewricht (dat is het gewricht gevormd door schouderblad en opperarm) tot het zitbeen (dit zijn de botpunten juist onder de staartaanzet). De lengte van het lichaam moet dus iets langer zijn dan de hoogte gemeten aan de schoft, dat is de plaats waar de hals overgaat in de rug, oftewel de schouder. De gevraagde welving over de lendenen wordt gevormd door de sterke bespiering ter plaatse en moet niet verward worden met een gebogen ruglijn. De ribben moeten goed gewelfd zijn om plaats te bieden aan hart en longen, maar zeker niet tonvormig. “Ribs well sprung” wil zeggen breed bij de aanzet aan de ruggenwervels, maar iets smaller wordend naar onder toe, zeker op de plaats waar de voorhand zich bevindt. De standaard vraagt de breedte van de borst ook nadrukkelijk achter de schouders. De borstkas moet ook diep zijn. Bij normaal gebouwde honden, zoals ook de Collie is vragen we een borstdiepte die minimaal tot de ellebogen reikt, waarbij de afstand van de schoft tot de ellebogen even groot moet zijn als de afstand van de ellebogen tot de grond. Bij de langhaar is het bepalen van de borstbreedte en -diepte altijd een kwestie van voelen. Verder is de breedte van de borstkas ook te beoordelen naar de breedte van het rechte front. Ook zien we graag dat de ribpartij ver naar achteren doorloopt, zodat de lengte van de hond niet wordt bepaald door (te) lange lendenen. De onderbelijning moet naar achteren sierlijk, maar zeker niet te veel oplopen.
Achterhand
De achterbenen zijn gespierd op de dijen, strak en pezig daar beneden. Goed gehoekte kniegewrichten. De hakken zijn tamelijk laag gesitueerd en krachtig (langhaar + korthaar).
Interpretatie
De achterhand is de motor van de hond. De bouw en kracht hiervan is dus in belangrijke mate bepalend voor zijn manier van voortbewegen. Hier komen we bij het gangwerk nog op terug. De juiste hoeking van de kniegewrichten maakt een juiste paswijdte mogelijk, terwijl een lage hak zorgt voor in verhouding lange dijbenen, waardoor de hond naast te lange hakken ook langere spieren kan hebben. De hak moet loodrecht op de grond staan. In de beschrijving van de achterhand missen we de bekkenligging. We gaan ervan uit dat die iets schuin moet liggen ten opzichte van de ruglijn om zo een vloeiende overgang te vormen naar de staartaanzet. Verder zien we graag dat van achteren gezien de benen niet te dicht bij elkaar en evenwijdig staan, dus niet de voeten naar buiten (koehakkig) of naar binnen gedraaid.
Voeten
Ovaal. De voetzolen hebben goede kussentjes. De tenen zijn gebogen en staan dicht tegen elkaar. De achtervoeten iets minder gebogen (langhaar + korthaar). Hier is weinig aan toe te voegen.
Staart
Lang, de wervels komen tenminste tot de punt van de hak. In rust laag gedragen, maar met een lichte opwaartse buiging aan de punt. Bij opwinding mag de staart vrolijk gedragen worden, maar nooit over de rug (langhaar + korthaar)
Interpretatie
De staartaanzet wordt hier buiten beschouwing gelaten. Die moet niet te hoog of te laag zijn. De wervels moeten nergens een knik vertonen. Een te sterk gekrulde en/of bij het gaan over de rug gedragen staart doet duidelijk afbreuk aan de waardige verschijning van de Collie. Een (te) vrolijk gedragen staart zegt wel iets over het karakter van de hond en is altijd nog te prefereren boven een staart die tussen de benen tegen de buik wordt getrokken, waarbij dan ook van de lichte opwaartse buiging van de tip niet veel meer te zien is.
Gangwerk
De beweging is een specifiek karakteristiek van dit ras. Een goed gebouwde hond draait nooit zijn ellebogen naar buiten, maar in beweging zet hij toch zijn voorvoeten verhoudingsgewijs dicht bij elkaar. Weven, kruisen of rollen zijn hoogst ongewenst. Van achteren gezien moeten de achterbenen van het hakgewicht tot de grond evenwijdig gaan, maar niet te dicht bij elkaar. Van opzij gezien is de beweging vloeiend. De achterbenen zijn krachtig en zorgen ruimschoots voor stuwkracht. Een redelijk lange en lichte pas is gewenst en moet moeiteloos ogen. (langhaar + korthaar).
Interpretatie
Wat hier beschreven wordt is het draven van een hond, die volmaakt is gebouwd. We willen dit gangwerk zien omdat de Collie uiteindelijk een werkhond is, die moeiteloos en onvermoeibaar grote afstanden moet kunnen afleggen. Een vloeiend gangwerk is het gaan met een stille rug, waaronder de benen met een uitgrijpende en stuwende pas met zo weinig mogelijk inspanning bewegen, zodat de hond “veel grond beslaat”. Iedere extra beweging die het gevolg is van een minder goede bouw doet af aan dit ideaal. Er is éen aspect in de beschrijving van de standaard, waar wat moeite mee is, en dat is het parallel gaan van de achterbenen. Zoals ieder normaal gebouwde herdershond zal ook de Collie bij snellere draf enkelsporig gaan lopen (single tracking). Hierbij bewegen de voeten zich naar de middenlijn onder het het lichaam. Dit is geen fout en moet niet worden verward met nauw gaan.
Vacht
Passend over de belijning van het lichaam; zeer dicht. De bovenvacht is recht en voelt stug aan, de ondervacht is zacht en wollig en zeer gesloten, waardoor de huid bijna onzichtbaar is. Manen en bef zeer overvloedig, masker en gezicht kort behaard. De oren zijn kort behaard aan de tippen, maar dragen meer haar naar de basis toe. De voorbenen zijn rijk bevederd. De achterbenen hebben boven de hakken een rijk behaarde broek, maar zijn kort behaard onder het hakgewricht. Het haar op de staart is zeer overvloedig (langhaar). Kort, vlak aanliggend. De bovenvacht heeft een stugge structuur, de ondervacht is erg dicht. Niet getrimd of geknipt (korthaar).
Interpretatie
De vacht van de korthaar Collie heeft een weerbestendige structuur. Als de hond in de rui is verbaast men zich over de hoeveelheid haar die de hond verliest uit die zeer dichte ondervacht. Vuistregel in den beschrijving van de vacht van de langhaar Collie is mijns inziens: Passend over de belijning van het lichaam. De belijning van de Collie moet als het ware worden benadrukt door een vacht die overvloedig is, maar wel de vormen van het lichaam moet volgen; zeker niet wijd van het lichaam afstaan. Een te overvloedige vacht doet de hond te massaal en gedrongen en soms laagbenig lijken. Door de vacht van de langhaar Collie is bij de beoordeling van zijn bouw het betasten een noodzaak.
Kleur
Drie kleuren zijn erkend: Sable and white, Tricolor en Blue merle.
Sable: Elke schakering van licht goudkleurig tot rijk mahonie of donker met zwarte haarpunten. Lichte stro- of crémekleur hoogst ongewenst.
Tricolor: Overwegend zwart met rijke taankleurige aftekeningen aan de benen en het hoofd. Een roestige tint in de bovenvacht is hoogst ongewenst.
Blue merle: Overwegend helder, zilverachtig blauw met zwarte spikkels of gemarmerd. Rijke taanaftekeningen hebben de voorkeur, maar het ontbreken daarvan mag niet bestraft worden. Grote zwarte platen, leikleur of een roestige tint in de boven- of ondervacht zijn hoog ongewenst.
Witaftekeningen: Alle bovengenoemde kleurslagen behoren in meer of mindere mate de voor de Collie typische witte aftekening te dragen. De volgende aftekeningen hebben de voorkeur: witte kraag, geheel of gedeeltelijk, witte bef, benen en voeten en witte staartpunt.
Interpretatie
De bepalingen over de kleuren zijn duidelijk genoeg. De extra bepaling bij de de korthaar Collie over de ongewenstheid van te veel of geheel wit is eigenlijk een verduidelijking. Ook bij de langhaar is te veel wit ongewenst, wat we kunnen opmaken uit de bepaling, dat er witte Collie aftekeningen gewenst zijn. Bovendien staat bij de beschrijving van de Tricolor en Blue merle dat deze kleuren overwegend aanwezig moeten zijn; dit woord ontbreekt vreemd genoeg bij de Sable.
Grootte
Hoogte: Reuen 56-61cm schouderhoogte; teven 51-16 cm. (korthaar + langhaar)
Gewicht: Reuen 20,5-29,5 kg; teven 18-24 kg
Fouten
Elke afwijking van bovengenoemde punten dient als fout te worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout dient in verhouding te staan tot de mate waarin de fout zich voordoet. (langhaar + korthaar).
Eindoverweging
Eén belangrijk ding staat niet in de standaard: Slechts bij het geven van de maten komen de verschillen tussen reuen en teven aan bod. Toch is het geslachtstype een van de belangrijkste eigenschappen van een hond. In feite moet je zonder vragen of voelen kunnen zien of je met een reu of met een teef te doen hebt. Bij het beoordelen van de Collie is de standaard een richtlijn en een houvast. Nooit mag uit het oog verloren worden dat het beoordelen van een hond een beschouwen van de gehele hond is en nooit het tellen van goede punten en fouten. Ook moeten we de hond altijd met respect behandelen; we hebben te doen met een levend wezen met zijn individuele waarden, die niet alleen worden bepaald door zijn uiterlijk.