KYNOLOGISCHE BENAMINGEN

Veel mensen die na hun eerste tentoonstellingservaring een keurverslag onder ogen krijgen, fronsen vertwijfeld hun wenkbrauwen bij het lezen hiervan. Omdat een groot aantal van de Nederlandse en buitenlandse shows gekeurd worden door Engelstalige keurmeester, krijgen we ook steeds meer te maken met Engelstalige verslagen. Om een beetje helderheid te brengen in de op de keurverslagen aangegeven, soms nogal vreemde uitdrukkingen, volgt hier een overzicht van veel voorkomende Engelse en Nederlandse uitdrukkingen.

Achterhand: De achterbenen en de bekkengordel.
Adel: Een harmonische belijning. Verder duidt het op symmetrie, fierheid en zelfbewustheid. Adel kan wel gevonden worden bij, maar is niet synoniem met, fierheid en fijnheid. Ook rasloze honden kunnen adel tonen.
Alert: Vrijmoedig bewegend.
Almond shaped: Amandelvormig.
Angulation: Hoeking.
Balanced: Symmetrisch, met goede verhoudingen.
Belijning: Het silhouet van de hond.
Best of Breed (BOB): Beste van het ras.
Bevedering: De lange haren aan de achterzijde van de benen en de staart; speciaal de voorbenen.
Bloom: Blakende vachtconditie.
Body: Lichaam.
Bone: Botwerk en skelet.
Bovenvoorbijter: Bij gesloten mond staan de boventanden (ver) voor de ondertanden.
Broek: Hetzelfde als bevedering, maar speciaal voor de achterbenen.
Chest: Borst.
Coat: Vacht.
Conformation: Lichaamsbouw, lichaamsverhoudingen.
Cowhocked: Koehakkig.
Croupe: Kruis.
Dekharen: Lange, stevige haren, die de buitenbekleding van de vacht vormen.
Dishfaced: Enigszins holle neus of wipneus.
Ears: Oren.
Excellent: Uitmuntend.
Expressie: Gezichtsuitdrukking.
Eyes: Ogen.
Feminine: Vrouwelijk.
Flat skull: Vlakke schedel.
Frans staan: Met de voorvoeten naar buiten gedraaid staan.
Front: Voorbenen en voorborst.
Gaan:
– gebonden: De hond plaatst zijn benen te weinig naar voren en naar achteren. De benen grijpen onvoldoende uit.
– nauw: De hond plaatst zijn voorbenen of achterbenen te dicht bij elkaar.
– rollend: De achterbenen moeten steeds onder het zwaartepunt van het lichaam geplaatst worden, waardoor de rug bijna recht blijft. Plaatst de hond zijn benen naast het lichaam, dan gooit hij het lichaamsgewicht van het linkerbeen op het rechterbeen en omgekeerd. De rug maakt dan een schommelende beweging, wat rollend wordt genoemd.
– ruim: De hond plaatst de benen goed naar voren en naar achteren. De benen grijpen mooi uit.
– zwevend: De hond loopt licht en verend.
Gangwerk De wijze van voortbewegen.
Gay tail: Vrolijke staart.
Gedrukt: Schichtig en angstig.
Glasoog: Blauw oog met lichte iris, gebrek hebbend aan pigment (in de volksmond ook wel bekend als “maanoog”).
Good: Goed.
Head: Hoofd.
Hindfeet: Achtervoeten.
Hindquarters: Achterhand.
Hocks could have been more let down: Hakken hadden lager mogen zijn.
Hoeking: De hoek, die de botten van de ledematen onderling vormen.
Judge: Keurmeester.
Judging: Keuring.
Kattevoet: Kleine ronde voet.
Keelhuid: Losse, ruim hangende huid rond de keel.
Koehakkig: Van achteren bezien staan de spronggewrichten (hakken) dichter bij elkaar dan de voeten.
Kruis: Het kruis (kroep of croupe) is de plaats, waar het kruisbeen overgaat in de staartwervels. We onderscheiden: hellend kruis – neerwaarts lopend kruis; vierkant kruis – vlakliggend kruis;
Kruisen: Bij geringe snelheid voorbenen voor elkaar plaatsen.
Losse schouders: De schouders wijken bij het gaan naar buiten.
Masculine: Mannelijk.
Middenhand: Het is lichaamsdeel tussen schoft en kruis.
Movement: Gangwerk.
Muzzle: Voorsnuit.
Narrow heels: Staat achter nauw.
Neckline: Halslijn.
Needs filling: Moet uitvullen.
Nice bend of stifle: Goede kniebuiging.
Ondergeschoven: De achterbenen staan onder het lichaam; meestal staat de voet voor de loodlijn van het heupgewicht.
Onderhaar: Korte, wollige haren, die direct tegen de huid liggen.
Ondervoorbijter: Ook onderbijter; de ondertanden staan bij gesloten mond direct voor de voortanden.
Overbouwd: Het kruis ligt hoger dan de schoft.
Overbuilt: Overbouwd.
Overbijter: Zie bovenoverbijter.
Pedigree: Stamboom.
Premolaren: Kleine kiesjes, die direct achter de voortanden staan.
Prikoor: Rechtopstaand, puntig oor.
Ramsneus: Tussen de ogen en de neuspunt is de neus gewelfd.
Reach of neck: Halslengte.
Schaargebit: Gebit, waarbij de bovensnijtanden sluitend over de ondersnijtanden vallen.
Schoft: Het deel van de rug tussen de schoudertoppen.
Shoulder: Schouder.
Shy: Verlegen, angstig.
Sire: Dekreu.
Slingeren: Het zijwaarts zwaaien van de benen.
Snipy: Puntige neus met weinig lip.
Sound: Engelse term; in onderdelen bij elkaar passend, een soepel werkend lichaam en een optimale conditie.
Spreid tenen: Niet goed aangesloten tenen.
Steil: Te weinig hoeking.
Steep: Steil, te weinig hoeking.
Steppen: Hoog opgooien van de voorbenen. Ook de achterbenen worden hierbij in voorwaartse beweging hoog opgegooid.
Stop: Overgang van de neusrug naar het voorhoofd.
Tail: Staart.
Tan: Bruin in verschillende tinten.
Tanggebit: Gebit, waarbij de boven- en ondersnijtanden als een tang op elkaar staan.
Telgang: Gang, waarbij de hond gelijkmatig de beide rechterbenen verplaatst en dan de beide linkerbenen.
Tipoor: Staand oor, waarbij de punt omvalt.
Topline: Bovenbelijning.
Type: Rasbeeld.
Undercoat: Ondervacht.
Very good: Zeer goed.
Vierkant: De schofthoogte is gelijk aan de lengte van de romp, gemeten van boegpunt tot zitbeen.
Voorborst: Het gedeelte van de borst, dat voor de voorbenen uitsteekt.
Voorhand: De voorbenen met schoudergordel.
Well balanced: Goed uitgebalanceerd.
Weven: Zie kruisen.
Zadelrug: Slappe, ingezakte rug.